Een school vol lezers

Bij Basisschool Op Weg in Vorstenbosch draait leesonderwijs niet meer om AVI-niveaus. Leerlingen weten vaak niet eens op welk niveau ze ‘officieel’ lezen, en dat is precies de bedoeling. Ze zijn te druk met het verslinden van jeugdboeken, vaak in series. De opvallende groei in leesmotivatie én resultaten is het resultaat van een doordachte aanpak die drie jaar geleden werd ingezet door directeur Bram Janssen en zijn team. Download hier het opgemaakte portret.

Drie jaar geleden was bij Basisschool Op Weg de urgentie groot. De coronacrisis legde bloot hoe kwetsbaar het leesonderwijs eigenlijk was: de resultaten voor begrijpend lezen kelderden. “Te veel hing af van de individuele leerkracht”, zegt directeur Bram Janssen. Samen met het team besloot hij terug te gaan naar de kern. Als Nederlandse kinderen structureel slechter lezen dan hun Europese leeftijdsgenoten, moest er iets fundamenteel veranderen. Er volgde een periode van onderzoek op basis van ervaringen binnen de Filios Scholengroep (het bestuur van Op Weg) en literatuur over leesbevordering (zoals Rijke Taal, De zeven pijlers van begrijpend lezen, en onderzoek van Houtveen et.al. ). Ook werd geëxperimenteerd met leesmotivatie in de klas, onder meer met behulp van NPO-gelden.

Lezen als motor

De omslag kwam toen het hele team het boek Rijke Taal had gelezen. De school besloot radicaal te breken met traditionele methodes voor technisch en begrijpend lezen. In plaats daarvan werd één duidelijk doel geformuleerd: maak van alle kinderen lezers. Het uitgangspunt: zodra kinderen technisch kunnen lezen op niveau E4 – meestal rond groep 5 – wordt lezen een impliciet en zichzelf versterkend leerproces. “Dan leren kinderen vooral door veel te lezen, in goede boeken en met plezier,” zegt Jacques de Vocht, leerkracht en taalcoördinator. “Niet door eindeloos te oefenen met losse opdrachten.” Dat betekent niet dat de instructie overboord is gegaan. In groep 3 werkt de school met een leesmethode om het technisch lezen goed op gang te brengen. In groep 4 blijft hardop lezen met feedback belangrijk, zodat de leesvaardigheid zich verder kan ontwikkelen. Maar vanaf dat moment ligt de nadruk op iets anders: leesmotivatie. En de belangrijkste voorwaarden daarvoor? Goede boeken aanbieden die kinderen zelf mogen kiezen.

Van moeten naar willen

De kern van de aanpak is motivatie. De school werkt bewust toe naar intrinsieke leesmotivatie. “Wij maken van ieder kind een lezer, ook van een kind met dyslexie,” aldus Janssen. Om dat te bereiken, zet de school sterk in op het gebruik van aantrekkelijke boekenseries. Een centrale didactiek is het klassikaal lezen: samen met de klas wordt het eerste deel van een serie gelezen, begeleid door de leerkracht. Die biedt context, bespreekt moeilijke woorden en voert literaire gesprekken. Doel: alle leerlingen aanhaken, zelfvertrouwen opbouwen en zin krijgen in méér.

De Beeldredaktie / Jeroen Appels

Een hype creëren

Zodra het eerste deel van een serie uit is, vraagt de leerkracht: “Wie wil verder lezen?” Bijna alle vingers gaan omhoog. Om de hype rond de serie te versterken, staan de vervolgdelen tijdelijk niet in de schoolbibliotheek: schaarste vergroot het verlangen. Als de serie eenmaal is geïntroduceerd, mogen de leerlingen daaruit alles lezen wat ze willen. Vooral zwakke lezers profiteren hiervan: ze bouwen succeservaringen op in een veilige omgeving. De aanpak begint al halverwege groep 3. Dan krijgt ieder kind een hardcover-uitgave van het eerste deel van de serie Blitz!. De verbazing bij de leerlingen is groot: “Zoveel bladzijden? Dat kunnen we toch nog niet lezen?!” Maar samen lukt het, en het ruimtewezen Blitz is al snel een klassenfavoriet.

Wij maken van ieder kind een lezer, ook van een kind met dyslexie

Leescircuit als basis

Het lezen vindt bij Basisschool Op Weg niet alleen plaats tijdens klassikale momenten. Elke schooldag begint met een leesmoment van 30 minuten in een leescircuit dat is geïnspireerd op de LIST-aanpak. Leerlingen tot M5 lezen hardop in tweetallen, vanaf M5 lezen ze stil. Kinderen die extra ondersteuning nodig hebben, lezen in een tutorgroep. Leerkrachten spelen tijdens het lezen een sleutelrol: zij voeren korte leesgesprekken, geven feedback op leesgedrag en zorgen voor gerichte interventies. De ervaring is dat er naarmate het schooljaar vordert, steeds minder sturing nodig is.

Leerkrachten als inspirators

Het succes van de aanpak is nauw verbonden met de rol van de leerkrachten. Zij zijn niet alleen begeleiders van het leesproces, maar vooral inspirators en aanjagers van leesplezier. In hun klaslokalen ontstaat een cultuur waarin boeken centraal staan, verhalen gedeeld worden en lezen vanzelfsprekend is. Leerkrachten voeren dagelijkse leesgesprekken, signaleren groei of terugval en weten precies welke titel een leerling nét dat duwtje in de rug kan geven. Ze lezen zelf mee, stellen vragen die aanzetten tot denken en tonen interesse in wat kinderen bezighoudt. Door hun betrokkenheid en enthousiasme ontstaat er een cultuur waarin ieder kind zich gezien voelt. 

Boeken op kleur, niet op AVI

De school werkt in de bibliotheek niet met AVI-labels, maar met kleuren: groen voor de groepen 3 tot en met 5, rood voor 6 tot en met 8. Dat voorkomt dat leerlingen zichzelf onderschatten en stimuleert dat zij uitgedaagd worden. De boeken worden zorgvuldig geselecteerd op inhoudelijk én talig niveau en dus niet per se op populariteit. Intern begeleider Eveline van der Velden benadrukt: “Zonder goede boeken op of boven niveau komt het zelfversterkende effect van lezen niet op gang.” Inmiddels lezen veel leerlingen in groep 7 boeken die eerder pas in groep 8 aan bod kwamen.

Meetbaar resultaat

De aanpak levert meetbaar resultaat op. Waar groepen voorheen gemiddeld of lager scoorden op begrijpend lezen, behaalt nu een meerderheid niveau I of II op de LVS-toets. Daarnaast bereikt 83% van de leerlingen aan het eind van groep 8 het referentieniveau 2F voor taal. Resultaten van de Drieminutentoets (DMT) zijn niet beschikbaar, want die wordt niet meer afgenomen zodra leerlingen het niveau E4 hebben behaald. Een uitzondering is als er een vermoeden van dyslexie is. Het aantal leerlingen met een dergelijk vermoeden is de afgelopen drie jaar echter drastisch gedaald.

De Beeldredaktie / Jeroen Appels

Randvoorwaarde

Een belangrijke randvoorwaarde voor de aanpak is dat er voldoende boekenseries beschikbaar zijn. De school heeft deels gebruikgemaakt van NPO-middelen om een basiscollectie aan te schaffen en breidt deze nu jaarlijks uit. Janssen: “Een serie kan makkelijk tien jaar mee, maar de investering is fors. Kies daarom bewust en wees kritisch op inhoud en niveau.” Om ook voor bovengemiddelde lezers in de bovenbouw uitdagende boeken te selecteren, gebruikt de school de NUR-code als aanvullend hulpmiddel. Deze code is specifieker dan de A/B/C-indeling: zo staat NUR-code 284 voor ‘fictie voor jongeren van 13 tot 15 jaar’. Deze boeken worden door leerlingen in groep 7 en 8 gretig gelezen, omdat ze uitstekend aansluiten bij hun belevingswereld.

Autonomie, competentie, verbondenheid

Waaraan is het succes van de aanpak van Basisschool Op Weg te danken? Het team schrijft het vooral toe aan het vervullen van de drie basisbehoeften uit de zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan:

  • Competentie: samen een uitdagend boek lezen vergroot zelfvertrouwen.
  • Relatie: praten over boeken versterkt verbondenheid.
  • Autonomie: zelf boeken mogen kiezen geeft eigenaarschap.

“Wie inzet op deze drie pijlers, krijgt gemotiveerde klassen en gemotiveerde kinderen ontwikkelen zich tot lezers voor het leven”, besluit Bram Janssen.

Gerelateerde items