Het Vlietland College in Leiden | Taalbeleid is van ons allemaal

Een schoolbrede, vakoverstijgende aanpak en de inzet van zogenoemde ‘taalambassadeurs’ zijn twee in het oog springende kenmerken van het taalbeleid van het Vlietland College in Leiden. Op basis van literatuuronderzoek én onderzoek in de schoolpraktijk, ontwikkelde de school beleid om de leesvaardigheid van leerlingen te verbeteren. Mede dankzij de inspanningen van een taalwerkgroep besteden docenten van alle vakken nu aandacht aan lezen. Laura Pearson en Pim Versteeg vertellen over het taalbeleid van de school. Pearson is docent Nederlands en maakt deel uit van de taalwerkgroep; Versteeg is docent Aardrijkskunde en taalambassadeur. Lees hieronder het interview met de wetenschappelijke reflectie door Prof. dr. Roel van Steensel, Hoogleraar Leesgedrag bij Vrije Universiteit Amsterdam. Download hier het opgemaakte portret.

Veel docenten van het Vlietland College zagen de leesvaardigheid van leerlingen achteruit gaan. Onder meer doordat veel vakken taliger zijn geworden, constateerden steeds meer vakdocenten, waaronder Versteeg, dat leerlingen meer moeite hebben met tekstbegrip. “Als leerlingen niet alle woorden kennen en begrijpen, kunnen ze de kern van een artikel niet doorgronden”, zegt hij. “Dat is problematisch omdat tekstbegrip een belangrijke voorwaarde is voor kennisverwerving. De filosoof Wittgenstein deed in dit kader een mooie, illustratieve  uitspraak: ‘De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld’.”

De teruglopende leesvaardigheid van leerlingen én de overtuiging dat er iets aan moest worden gedaan, werden breed gedeeld in de school, vertelt Pearson. “Ik vond het mooi dat collega’s niet naar de sectie Nederlands keken om dit op te pakken, maar het zagen als een gezamenlijke verantwoordelijkheid.”

Eerst onderzoeken

In 2019 werd er een breed samengestelde taalwerkgroep gevormd die de opdracht en faciliteiten kreeg om een taalbeleidsplan te schrijven. Om een goed gefundeerd plan te maken, verdiepte de werkgroep zich allereerst in literatuur over (de ontwikkeling van) taalbeleid. Eén van de aandachtspunten die naar voren kwam was: breng eerst de stand van zaken in kaart. Daarom nam de werkgroep een enquête af bij collega’s en een taaltoets bij leerlingen.

“Zes taalambassadeurs houden het taalbeleid levend en ondersteunen de uitvoering”

Uit de enquête bleek dat veel docenten zich zorgen maakten over het taal/leesniveau van leerlingen en dat er een groot draagvlak was voor een schoolbreed taalbeleid. “Bijna 80% van de collega’s gaf aan dat leerlingen moeite hebben met het lezen en begrijpen van opdrachten en 54% van de docenten zag dat leerlingen moeite hebben met het formuleren van zinnen”, vertelt Pearson. “Een grote meerderheid van de collega’s, zo’n 80%, onderschreef het belang van een schoolbreed taalbeleid en was bereid om zich zo nodig bij te scholen op taalgebied. Dat was een hele belangrijke uitkomst, omdat uit de literatuur bleek dat taalbeleid pas effectief is als het hele schoolteam erachter staat en meedoet aan de uitvoering ervan.”

Naast de enquête onder docenten, nam de werkgroep bij de leerlingen een taaltoets af om het referentieniveau van de leerlingen in kaart te brengen: 64% van de leerlingen presteerde op het juiste referentieniveau en 13% onder het gewenste referentieniveau. Er waren grote verschillen tussen groepen leerlingen, vertelt Pearson: “Opvallend was dat ongeveer 90% van de vwo-leerlingen op het juiste referentieniveau presteerde, terwijl dat percentage bij havo- en mavoleerlingen beduidend lager was. Ook bleek dat de niveaus van brugklasleerlingen behoorlijk verschillen, doordat de ene basisschool meer aan grammatica en leesonderwijs doet dan de andere. We zullen deze uitkomsten meenemen naar ons volgende taalbeleidsplan (2024 – 2025).”

Klein beginnen

Op basis van het literatuuronderzoek, en de uitkomsten van de enquête en de taaltoets formuleerde de werkgroep de volgende doelen van het taalbeleid:

  • Leerlingen presteren op het passende referentieniveau.
  • Leerlingen die de school verlaten zijn voldoende taalvaardig om zich te redden in en bij te dragen aan de samenleving.
  • Leerlingen zijn toetsvaardig: ze beheersen vaardigheden en strategieën om toetsen en opdrachten goed te maken.
  • Taalbeleid is van ons allemaal en het belang ervan stralen we uit als school.

“Bij de ontwikkeling van het beleid – het kiezen van interventies om de doelen te bereiken – hebben we rekening gehouden met aandachtspunten uit de literatuur” vertelt Pearson. “Zo is het belangrijk om dit vakoverstijgend en schoolbreed op te pakken zodat er sprake is van een brede verantwoordelijkheid, en is het raadzaam om klein, met een paar projecten, te beginnen. Als die succesvol zijn, kun je gaan uitbreiden. Kleine successen zorgen voor een positieve vibe in de school.”

“Ik word er heel blij van als ik zie dat leerlingen in de pauze een boek lezen”

Meer lezen

In de brugklassen was het al langer de praktijk dat leerlingen bij de start van elke les vijf minuten lezen in een zelfgekozen boek. Daarop voortbordurend is besloten om dat ook in de andere leerjaren te doen. “De leerlingen lezen meestal fictie, maar in mijn lessen kunnen ze ook teksten lezen die aansluiten bij mijn vak, bijvoorbeeld artikelen uit National Geographic”, vertelt Versteeg. “Hierdoor vergroten ze hun woordenschat. Ik gebruik in mijn lessen nu ook meer en langere artikelen dan voorheen, bijvoorbeeld over de segregatie in de stad of het ruimtelijk beleid van de overheid. Ik besteed daarbij ook aandacht aan leesvaardigheden: hoe lees je de tekst? Waar let je op? Wat leer je en wat doe je ermee? Door met deze ondersteuning langere teksten te lezen, trainen de leerlingen hun toetsvaardigheid en hun uithoudingsvermogen.”

Een ander belangrijk onderdeel van het taalbeleid is dat de taalvaardigheid van leerlingen regelmatig wordt getoetst. In de brugklas en in klas 3 wordt er een diagnostische taaltoets afgenomen, vertelt Pearson. “Zo weten we welke leerlingen extra taalondersteuning nodig hebben. Leerlingen die achterlopen volgen modules om op niveau te komen. Aandachtpunt bij het nakijken van de toetsen is dat docenten de spelfouten aanstrepen. Om leerlingen te motiveren, hebben we onderzocht hoe we leerlingen bonuspunten voor spelling kunnen geven. Gebleken is dat dat heel motiverend werkt, dus we gaan dat zeker invoeren.”

Taalambassadeurs

Er zijn zes zogenoemde ‘taalambassadeurs’ aangesteld die het taalbeleid levend houden en die ondersteuning bieden bij de uitvoering ervan. Gezien het uitgangspunt ‘taal is van ons ons allemaal’, zijn dit docenten van verschillende vakken. Zij krijgen 20 uur per jaar om deze taak uit te voeren. Versteeg, die tekstschrijver/journalist was voordat hij aardrijkskundeleraar werd, is één van hen. “Eigenlijk zijn wij als ambassadeurs de schakel tussen het taalbeleidsplan en de praktijk. Ik help collega’s met teksten, lesmateriaal en toetsen en leg bijvoorbeeld uit hoe je een goede, begrijpelijke tekst kunt schrijven.”

De ondersteuning van de taalambassadeurs wordt zeer gewaardeerd, temeer daar niet alle collega’s even overtuigd zijn van het niveau van hun eigen taalvaardigheid. Naast ondersteuning van de ambassadeurs, is er daarom ook een aanbod van taalworkshops en studiedagen voor docenten. “Een van die workshops gaat bijvoorbeeld over de relatie tussen woordenschat en tekstbegrip”, vertelt Pearson. “Het is belangrijk dat docenten zich ervan bewust zijn dat ze in hun communicatie het goede voorbeeld geven. Dat betekent onder andere dat ze taalfouten vermijden, of het nu gaat om een toets, een mail aan ouders of een tekst die ze in de les gebruiken.”

Ondersteuning schoolleiding

Ook de taalwerkgroep raadpleegt de ambassadeurs regelmatig, vervolgt Pearson. “Wij leggen de input van de ambassadeurs zo nodig voor aan de schoolleiding, die deze ontwikkeling nadrukkelijk ondersteunt en faciliteert. Dat is zeer essentieel, want daarmee laat de schoolleiding zien dat dit heel belangrijk is. En vraag je om die reden iets extra’s van docenten, dan moet daar ook iets tegenover staan. Het mooie van onze manier van werken is dat de werkgroep, dus de docenten, het initiatief nemen voor nieuwe ideeën en dat de schoolleiding ons vervolgens ondersteunt om die te realiseren.”

Hoewel het lastig is om de effecten van het taalbeleid precies vast te stellen, is er een aantal zichtbare opbrengsten. “Het gemiddelde CE-cijfer voor Nederlands stijgt én we zien dat leerlingen meer lezen”, zegt Pearson. “Ik word er heel blij van als ik zie dat leerlingen in de pauze een boek lezen.”

Het taalbeleid vraagt echter blijvend aandacht, benadrukt Versteeg. “Het gaat goed, maar we moeten wel alert blijven en zorgen dat de collega’s en de schoolleiding aangehaakt blijven. Taalvaardigheid vraagt permanente aandacht.”

Wetenschappelijke reflectie Vlietland College

We hebben wetenschappers verbonden aan de Kennistafel Effectief Leesonderwijs gevraagd te reflecteren op de praktijkvoorbeelden. Wat herkennen zij vanuit de theorie en welke aanbevelingen hebben zij voor de scholen in de praktijkvoorbeelden én de lezer die aan de slag wil met het leesonderwijs op de eigen school? Deze wetenschappelijke reflectie is geschreven door Prof. dr. Roel van Steensel, Hoogleraar Leesgedrag bij Vrije Universiteit Amsterdam.

Een eerste belangrijk element in de aanpak van het Vlietland College is dat docenten Nederlands en zaakvakdocenten begrijpend lezen beschouwen als een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Vanuit de wetenschappelijke literatuur weten we dat leesontwikkeling en kennisontwikkeling hand in hand gaan: ze beïnvloeden elkaar (Van Moort et al., 2022). Zonder achtergrondkennis kun je een tekst niet begrijpen. Een tekst over de consequenties van klimaatverandering is bijvoorbeeld lastig te verwerken als je geen kennis hebt van verschijnselen zoals hittegolven, orkanen of overstromingen. Tegelijkertijd levert lezen je nieuwe kennis op, kennis die je weer kunt gebruiken om volgende teksten beter te begrijpen. Leesonderwijs en zaakvakonderwijs moeten daarom niet los van elkaar staan (Houtveen & Van Steensel, 2022). We zien aan de hand van enkele voorbeelden hoe er op het Vlietland College wordt gewerkt aan die koppeling tussen lezen en kennisontwikkeling: bij het vrij lezen worden leerlingen aangemoedigd om ook eens de National Geographic te pakken en bij aardrijkskunde wordt ruimte gemaakt voor het begeleid lezen van langere teksten.

Een tweede belangrijk element is dat het Vlietland College zijn beleid baseert op data: de docenten die met het taalplan aan de slag gingen, verzamelden gegevens onder collega’s en namen een diagnostische taaltoets af bij leerlingen. Met die informatie maakten ze een analyse van de problematiek die in de praktijk gevoeld werd: ze constateerden dat het leerlingen vaak aan de achtergrondkennis ontbreekt die nodig is om zaakvakteksten goed te kunnen begrijpen (zie het eerste punt), maar ook dat er aanzienlijke verschillen zijn tussen leerlingen bij aankomst op school. Het blijft bovendien niet bij eenmalig gegevens verzamelen: leerlingen worden regelmatig getoetst, waardoor docenten kunnen nagaan waar leerlingen extra ondersteuning kunnen gebruiken. Zo’n cyclische aanpak wijst erop dat de school bewust bezig is met wat we ook wel ‘doelgericht werken aan opbrengsten’ noemen (Houtveen, 2022): gebruikmaken van data om tot gefundeerde besluiten te komen over een samenhangende onderwijsaanpak. We zien dat die aanpak leidt tot acties: leerlingen met aanvullende behoeften krijgen extra aanbod, er wordt over de vakken heen aandacht besteed aan taalverzorging en ook docenten die twijfelen aan hun eigen taalvaardigheid krijgen extra ondersteuning aangeboden.

Ik zou het Vlietland College willen aanmoedigen om op de ingeslagen weg door te gaan, maar ze ook nog wat suggesties willen meegeven. Wat we in de tekst bijvoorbeeld nog niet lezen, maar waar ik wel erg benieuwd naar ben, is hoe de brug tussen Nederlands en de zaakvakken precies wordt geslagen: wat doen docenten Nederlands en zaakvakdocenten samen om het leesbegrip van hun leerlingen te ondersteunen? Wordt er bijvoorbeeld met vakoverstijgende thema’s gewerkt? Gaan docenten uit van een gezamenlijke didactiek? Daarnaast zien we dat het gebruik van informatie wordt ingezet om beslissingen te nemen over extra aanbod, maar ik zou de school ook willen stimuleren om die informatie te gebruiken om de kwaliteit van het aanbod en de gezamenlijkheid in dat aanbod te monitoren. Zicht blijven houden op de eigen onderwijskwaliteit en op hoe de aanpakken van collega’s op elkaar aansluiten, is (ook) een belangrijk element van doelgericht werken aan opbrengsten.

Houtveen, Th. (2022). Monitor en differentieer. In Th. Houtveen & R. van Steensel (Red.), De zeven pijlers van onderwijs in begrijpend lezen. Stichting Lezen Reeks 35 (pp. 165-196). Eburon.

Houtveen, Th., & Steensel, R. van (2022). Naar een methodiek voor onderwijs in begrijpend lezen. In Th. Houtveen & R. van Steensel (Red.), De zeven pijlers van onderwijs in begrijpend lezen. Stichting Lezen Reeks 35 (pp. 197-217). Eburon.

Moort, M. van, Helder, A., & Broek, P. van den (2022). Werk aan het opbouwen van kennis. In Th. Houtveen & R. van Steensel (Red.), De zeven pijlers van onderwijs in begrijpend lezen. Stichting Lezen Reeks 35 (pp. 15-36). Eburon.