Natuurlijk willen leraren weten wat de kinderen hebben geleerd, wat de O&O activiteiten opleveren. Om daarvan een beeld te krijgen, hebben we niet voldoende aan de standaardtoetsen. Er zijn bij onderzoekend en ontwerpend leren immers geen goede of foute antwoorden en het gaat niet alleen om het eindproduct. Als het eindproduct niet goed is gelukt, wil dat niet zeggen dat het kind onvoldoende heeft geleerd. Bij onderzoekend en ontwerpend leren, ontwikkelen kinderen een diversiteit aan kennis en vaardigheden.
Zo spelen hogere-orde denkvaardigheden bijvoorbeeld een belangrijke rol: kan het kind op zijn niveau creatief problemen oplossen? Komt het met originele ideeën? Stelt het kind tijdens het proces zaken bij? En kan het daarop reflecteren? Naast zulke denkvaardigheden, zijn bijvoorbeeld ‘een plan maken’, ‘ontwerpen’ en ‘samenwerken’ vaardigheden die belangrijk zijn bij onderzoekend en ontwerpend leren.
Om de opbrengsten van onderzoekend en ontwerpend leren vast te stellen, gebruiken leraren dan ook verschillende methoden en instrumenten. Naast standaardtoetsen, zetten zij bijvoorbeeld reflectiemethoden in en instrumenten die zijn gericht op het in kaart brengen van meta-cognitieve vaardigheden. Ook krijg je een beeld van de opbrengsten van onderzoekend en ontwerpend leren als leerlingen een (digitaal) portfolio bijhouden. Op Internet vind je veel voorbeelden van portfoliosystemen. Bij tegel 4egaan we nog iets verder in op waarderen en evalueren.
Voor de cirkel van Talenten Voeden is een inlegvel voor het rapport gemaakt dat je kunt gebruiken om zichtbaar te maken in welke mate leerlingen de vaardigheden, houdingen, zelfbeelden en motivaties laten zien. Ook op de SLO poster vind je houdingskenmerken waarop je leerlingen kunt evalueren. In de leidraad Onderzoekend Leren van het WKRU wordt een overzicht gegeven op welke gebieden je opbrengsten van leerlingen kunt verwachten bij O&O. Uit de wetenschappelijke review studie van Teig en anderen, blijkt dat de kwaliteit van O&O leren en de kwaliteit van de leerkracht belangrijker zijn dan de kwantiteit van O&O leren. Zij concluderen dat het het beste is om O&O leren af te wisselen met andere didactische werkvormen, zoals directe instructie.