Dat een vraag goed weergeeft waar het kind nieuwsgierig naar is, betekent nog niet dat het een goede onderzoeksvraag is. Als je ermee aan de slag wilt in een project onderzoekend en ontwerpen leren, moet de vraag ‘onderzoekbaar’ zijn. Kinderen die weinig ervaring hebben met onderzoekend en ontwerpend leren vinden het vaak lastig om een goede onderzoeksvraag te bedenken. Ze vragen bijvoorbeeld iets wat ze al weten, of ze stellen een vraag waarvan je het antwoord zo kunt opzoeken. Onderzoeksvragen formuleren is iets dat kinderen moeten leren. Bij het vaardig worden in onderzoeksvragen stellen, speelt de leraar een grote rol.
Zo is het belangrijk dat kinderen leren dat er verschillende soorten onderzoeksvragen zijn. Je kunt bijvoorbeeld onderzoek doen naar een verband, naar een mening of naar een oorzaak. Je kunt als leraar je kennis over verschillende soorten vragen en onderzoek inzetten om kinderen te stimuleren nog breder te denken: ‘Dat is een mooie eerste vraag! Kunnen we deze omvormen tot een vraag waarin we om een mening vragen? Of waarin we iets vergelijken?’ Zo laat je de kinderen ervaren dat ze met hun onderzoek verschillende kanten op kunnen. Wellicht ontdekken ze dat ze liever een andere vraag willen onderzoeken dan de vraag die ze aanvankelijk stelden.
Meer over verschillende soorten onderzoeksvragen lees je in het hoofdstuk van Jos Marell en in de Leidraad onderzoekend leren. Er zijn verschillende methodes en instrumenten die kinderen helpen om goede onderzoeksvragen te stellen. Een effectief en veelgebruikt instrument is het Vragenmachientje. Daarmee kun je met kinderen in gesprek gaan over hun onderzoeksvraag en kunnen ze vaststellen of het een goede, onderzoekbare vraag is. In de diverse filmfragmenten zie je hoe leraren werken met het vragenmachientje.
Naast onderzoeksvragen, zijn er verschillende andere denk- en redeneervragen die kinderen kunnen stellen en waardoor lagere-orde en hogere-orde denkvaardigheden worden gestimuleerd.