Hoewel kinderen van nature nieuwsgierig zijn, is het belangrijk dat je als leraar de nieuwsgierigheid van kinderen op allerlei manieren aanmoedigt en voedt. Je gebruikt prikkelende materialen, geeft kinderen keuzevrijheid en ruimte om vragen te stellen, en je creëert een veilige sfeer waarin vragen stellen wordt gewaardeerd.
Je bent als leraar een belangrijk rolmodel: ben jij nieuwsgierig, dan worden je leerlingen dat ook! Maar het omgekeerde geldt ook: leraren die een nieuwsgierige houding niet voorleven en stimuleren, remmen nieuwsgierig gedrag bij kinderen af. Daarom toon je je nieuwsgierig, leef je een onderzoekende houding voor en stel je zelf ook veel vragen. Je laat zien dat het leuk en leerzaam is om op onderzoek uit te gaan, dat je daarbij fouten maakt en dat je ook daarvan leert.
De leraar moedigt de nieuwsgierigheid van kinderen aan door goed aan te sluiten bij de voorkennis van de kinderen. De ‘informatieklooftheorie’ gaat ervan uit dat kinderen nieuwsgierig worden als ze zich bewust zijn van een ‘gat’ of een ‘kloof’ in hun kennis. Als je daar goed bij aansluit, trigger je de kinderen om op zoek te gaan naar de ontbrekende informatie. Het is de kunst ervoor te zorgen dat de informatiekloof niet te groot en niet te klein is. Meer over de informatieklooftheorie lees je in het boekhoofdstuk van Peeters & Dekker.
In het wetenschappelijke artikel van Oliviera zie je terug dat basisschoolleraren die zich bewuster zijn van het belang van vragen door de leraren, meer leerlinggerichte vragen stellen én dat de leerlingen betere antwoorden leren geven. In het stuk van Engel lees je wat je eraan kunt doen dat leerlingen steeds minder vragen stellen op school. Praktische voorbeelden van kleine interventies die de nieuwsgierige motor aanzetten, vind je in het artikel van Lemans en Stokhof.