Het is van groot belang dat meertaligheid erkend, gewaardeerd en voor het leren wordt ingezet. Niet alleen draagt dit bij aan kansengelijkheid en inclusief onderwijs, maar ook aan het welbevinden van leerlingen. Wie de thuistaal mee de klas in mag nemen, leert de stof makkelijker, is gemotiveerder en voelt zich meer gezien en gehoord. Maar hoe kun je ervoor zorgen dat deze inzichten duurzaam verankerd worden in de onderwijspraktijk en het onderwijsbeleid?
Daarover bogen zich op 7 november 2023 zo’n 60 onderwijsprofessionals, schoolopleiders, studenten, beleidsmakers en onderzoekers tijdens de slotbijeenkomst van het vierjarige project “SPRONG Meertaligheid”. Binnen dit project, getrokken door Lectoraat Meertaligheid & Onderwijs van de HU, werkten 17 scholen uit PO, VO en MBO uit heel Nederland samen met vier hogescholen aan inclusief onderwijs in meertalige contexten. Tijdens de bijeenkomst in de sfeervolle schuilkerk van Sint Gertrude, waar ooit katholieken samenkwamen die hun religie niet mee de openbaarheid in mochten nemen, presenteerden ze een onderzoeksagenda en deelden ze de opbrengsten.
De urgentie van dit vraagstuk is groot, vertelt Jantien Smit, lector meertaligheid. “Toen we hiermee begonnen, kregen docenten als gevolg van de vluchtelingencrisis van 2015 kinderen in de klas die amper Nederlands spraken. Een van de kernproblemen bij onderwijs aan meertaligen is dan ook dat de professionalisering van docenten ontoereikend is.”
Tegelijkertijd zijn er problemen bij overgangen bij meertaligen. Deze verlopen niet soepel, bijvoorbeeld bij de overgang van nieuwkomersonderwijs naar een reguliere school. Meertalige leerlingen stromen vanwege taalbarrières regelmatig door naar een vervolgopleiding of baan die niet overeenkomt met hun potentieel. Hoog tijd dus om samen een brede visie te ontwikkelen op inclusief meertalig onderwijs en te kijken hoe deze kan landen.
Om in kaart te brengen welke vragen leven in het onderwijsveld op het gebied van IOMC en welke vragen prioriteit verdienen in wetenschappelijk en praktijkonderzoek is er vanuit het consortium een IOMC-enquête uitgezet in het po, vo en mbo. Lector Joana Duarte licht de resultaten daarvan toe. Onder andere de didactiek voor IOMC en pedagogische aspecten van IOMC krijgen een hoge prioriteit. Onderwijsprofessionals geven in de enquête aan dat onderwerpen als het omgaan met talig en cultureel (zeer) diverse klassen of interculturele communicatie met ouders een hoge urgentie kennen. Een onderzoeksagenda IOMC krijgt mede hierdoor gestalte op de onderwerpen (1) duurzaam taalbeleid, (2) integratie van talen en cultuur door het curriculum, (3) van agency naar leadership, (4) verankering in de lerarenopleiding, nascholing en post-hbo, (5) overgangen en samenwerking van paktijken, (6) inclusief toetsen en monitoren en (7) processen en uitkomsten voor de lange termijn.
Een kernelement van de visie die werd gepresenteerd, is dat meertaligheid wordt gezien als potentieel en niet als beperking. In te veel gezaghebbende (beleids)stukken wordt meertaligheid gekoppeld aan ‘taalachterstand’ en ‘gebrek’. Maar meertaligheid zou moeten worden gezien als een verrijking, iets wat makkelijk wordt gezien als het gaat om statustalen als Engels of Chinees.
Deze positieve houding en openheid is onderdeel van een mindset. Volgens lectoraatsonderzoeker Marian van Popta, is die positieve mindset ten opzichte van meertaligheid essentieel. Ze presenteerde tijdens de bijeenkomst het Kennishuis Inclusief Onderwijs in Meertalige Contexten, een imaginair huis met fundamenten en kamers die voorwaardelijk zijn voor samenwerking en kennisontwikkeling op het thema van inclusiviteit en meertaligheid. “Het ontwikkelen van taalbewustzijn, een positieve attitude en interculturele sensitiviteit op een school kost tijd, maar zonder zo’n houding zullen praktische instrumenten niet duurzaam landen in de praktijk van docenten.”
Hoeveel die mindset kan opleveren werd duidelijk in de praktijkvoorbeelden die werden gedeeld. Zo sprak de directeur van basisschool De Panda in veeltalige wijk Kanaleneiland over de ontwikkeling die haar school heeft doorgemaakt. Tien jaar geleden mochten ouders in de gang niet in het Berbers spreken “want hier op school spreken we Nederlands”, terwijl er nu een groot bord in de gang hangt waarop de kinderen worden verwelkomd in alle 28 talen die er op school gesproken worden.
De directeur vertelde onder andere over het maatjesproject dat ze hebben geïntroduceerd, waarbij kinderen met dezelfde taal aan elkaar worden gekoppeld. Dit kwam voort uit een situatie waarin een jongetje van vijf, dat alleen Fula sprak, op het schoolplein werd aangesproken door een ouder meisje dat dezelfde taal sprak. “Dat moment van die ontmoeting en herkenning was indrukwekkend. Je zag allebei de kinderen opbloeien.” Dit taalmaatjes initiatief is een van de redenen dat ze de eerste Taalvriendelijke School van Utrecht zijn geworden.
De oogst van mooie praktijkverhalen was nog veel rijker, met voorbeelden uit heel Nederland. Zo werkten studenten van de PABO in Friesland, onder begeleiding van NHL Stenden aan een website over inclusieve kinderboeken, die docenten helpt om een geschikt boek te vinden. Ook ontwikkelden ze een meertalig poëzielesprogramma voor basisschoolkinderen in Friessprekende dorpen.
In de regio Zuid is de context van meertaligheid weer heel anders, met kennismigranten die naar de regio worden gehaald door universiteit, Philips en ASL, en tegelijkertijd in Noord-Limburg een groot aantal kinderen dat thuis dialect spreekt. Een van de projecten hier was van Fontys, die een minor meertaligheid aanbiedt op de lerarenopleiding, dat een vliegwielfunctie vervult. Zo is er bijvoorbeeld bij sommige basisscholen een coördinator meertaligheid aangesteld, die ook studenten van de minor meertaligheid begeleidt, en zijn er professionele leergemeenschappen gestart voor docenten in het voortgezet onderwijs.
De opbrengsten waren divers en veelzijdig, maar kwamen allen voort uit samenwerkingen tussen verschillende partijen (docenten, schoolleiders, lectoren, lerarenopleiders). Het bouwen aan een netwerk was dan ook een van de belangrijkste doelen van het SPRONG project. Soms waren de netwerken nieuw, soms konden ze voortbouwen op bestaande samenwerkingsstructuren.
In alle gevallen bleek het enthousiasme en engagement van de betrokkenen essentieel om, ondanks uitdagingen zoals corona en de grote toename van nieuwkomers door bijvoorbeeld de oorlog in Oekraïne, meertaligheid een plek te geven in het onderwijs. Volgens de directeur van IKC Prins Constantijn in Leeuwarden is het zaak dat enthousiasme verder te verspreiden: “Als leerkracht moet je snappen dat meertaligheid belangrijk is. Het gaat hier niet alleen over taal. Het gaat over de identiteit van kinderen, over wie ze zijn en wie ze mogen zijn. Pas als je dit echt snapt en voelt, kunnen we onderwijs inclusiever en meertaliger maken.”
Het project Inclusief Onderwijs in Meertalige Contexten is een samenwerking tussen Hogeschool Utrecht, Marnix Academie, OBS de Panda, Taalschool Utrecht, Taalschool Voila, Internationale Schakelklas Ithaka, ROC Aventus, NHL Stenden, Friesland College Firda, Impulse, IKC Prins Constantijn, de Wâldiik, Obs Professor Casimir, Fontys (FLOT en GHKE), Trion-opleidingsscholen, Pius X-college, Entreecollege Tilburg en De Wilakkers. Het project werd gefinancierd door een SIA Sprong subsidie. Linda Gijsen was projectleider. Meer over het programma van de slotbijeenkomst vind je hier.
Bekijk hier de presentatie van de keynote. Bekijk hier de resultaten van de mentimeter.
Bekijk hier het verslag van de bijeenkomst op de website van LOWAN PO.
Door: Kahliya Ronde