Onderwijsministers blikken vooruit in reactie op Staat van het Onderwijs 2020

De Onderwijsministers maken zich zorgen over de groeiende kansenongelijkheid in het onderwijs en dan met name de dalende leesvaardigheid. Ook stellen ze in hun verzonden reactie op de Staat van het Onderwijs 2020 dat onderwijsbesturen beter moeten samenwerken.

De Staat van het Onderwijs 2020 werd al in april gepubliceerd maar een beleidsreactie volgde nu pas vanwege corona. Hoewel het jaarlijkse rapport gebaseerd is op data van voor de coronacrisis, spelen de gevolgen van de pandemie voor het onderwijs een nadrukkelijke rol in de reactie van de Onderwijsministers. Die spreken hun waardering uit voor de veerkracht en creativiteit waarmee iedereen in het onderwijs de start van het nieuwe jaar heeft opgepakt. Maar ze blikken niet alleen terug, ze blikken vooral vooruit.

De periode van scholensluiting maakte de kwetsbaarheden in ons onderwijssysteem scherper zichtbaar. Zoals de Inspectie al constateert in de Staat van het Onderwijs 2020: Kansengelijkheid staat onder druk, de positie van kwetsbare leerlingen is verslechterd.

Kennisinfrastructuur en samenwerking

De Inspectie concludeert dat bij ongeveer 80% van de besturen de kwaliteitszorg op orde is. Maar er is ook verbetering mogelijk. Sleutels daartoe zijn een goede kennisinfrastructuur en samenwerking, aldus de ministers.

Wat werkt? Er zijn genoeg effectieve onderwijspraktijken waar andere scholen en besturen van kunnen leren. Maar die kennis is niet altijd even gemakkelijk te vinden. De ministers laten nu onderzoeken hoe de kennisinfrastructuur binnen het onderwijs beter vormgegeven kan worden. De uitkomsten verwachten ze begin volgend jaar. Voor de sector zelf is versterking van de kennisdeling een prioriteit. Zo ontwikkelt de PO-Raad een kennisplatform en namen ze het initiatief om samen met de andere sectororganisaties te doordenken waar het onderwijs behoefte aan heeft en hoe een kennisinfrastructuur eruit zou moeten zien. Dit leidde tot adviezen, voorgelegd aan de ministers, waarin de PO-Raad pleit voor goede toegankelijkheid van wetenschappelijke kennis voor leraren en een goede aansluiting van onderzoek op de onderwijspraktijk.

De benchmark po/vo die binnenkort online komt sluit hierop aan. De benchmark (een initiatief van de sectorraden) moet uitnodigen om te leren van elkaar. Door relevante data over prestaties en inzet van middelen van schoolbesturen in het funderend onderwijs worden besturen uitgedaagd om met elkaar in gesprek te gaan over ‘wat werkt en niet werkt’ in het onderwijs. 

Leesvaardigheid, een gezamenlijke verantwoordelijkheid

De ministers noemen het nieuwe curriculum cruciaal voor duurzame kwaliteitsverbetering en bevordering van kansengelijkheid in het onderwijs. Ze maken zich grote zorgen over de dalende leesvaardigheid. Om die trend te keren is meer nodig: naast een duidelijke opdracht in het curriculum zijn ook bewustwording, kennisdeling en gerichte investeringen in ontwikkeltijd en professionalisering van belang. Er wordt onder meer gewerkt aan een Leesoffensief om taalachterstanden en laaggeletterdheid te voorkomen en verminderen: bibliotheken gaan laagtaalvaardige kinderen en hun ouders uitnodigen aan de slag te gaan met taal,- en leesactiviteiten. De PO-Raad juicht het Leesoffensief toe, mits dit offensief in de volle breedte en lengte wordt ingezet. Vicevoorzitter Anko van Hoepen zei daarover: “We moeten sámen optrekken, dit is niet een opdracht voor alleen het onderwijs, maar ook voor bibliotheken, ouders, pedagogisch medewerkers in de kinderopvang. Bovendien ligt er een belangrijke rol voor de politiek.”

Naast het Leesoffensief investeert het ministerie in het kader van dit offensief onder meer in de ontwikkeling van een online portal voor informatie over leesonderwijs in het po. Die is medio 2021 klaar. 

Eindtoets noodzakelijk

Om leerlingen gelijke kansen te geven, is het nodig dat de overgang van po naar vo versoepeld wordt, schrijven de ministers. Die overgang staat sowieso in een ander licht dit jaar: er werd geen eindtoets afgenomen vanwege corona. Overmacht, maar wel een beslissing die scholen in po en vo meer dan voorheen de gezamenlijke verantwoordelijkheid geeft leerlingen nauwlettend te volgen. De eindtoets po blijkt nog steeds essentieel voor gelijke kansen. De ministers vroegen scholen – samen met onder meer de PO-Raad – te zorgen voor een soepele overgang met reële kansen. In ons huidige onderwijssysteem is het belang van dit onafhankelijk gegeven voor gelijke kansen nog steeds groot.

Kwaliteitsaanpak vereist investeringen

In hun reactie op de Staat van het Onderwijs leggen de ministers een directe link met de uitkomsten van het McKinsey rapport naar de toereikendheid van de bekostiging van het funderend onderwijs. Dat is niet opmerkelijk omdat de uitkomsten van de Inspectie ook bronnen zijn geweest voor het onderzoek van McKinsey. De uitdagingen van de sector zijn momenteel groot en een sterke verbeteraanpak kan alleen in goede afstemming met het veld en wanneer ook aan andere randvoorwaarden wordt voldaan.

Rinda den Besten, voorzitter PO-Raad: “Uit dit onderzoek blijkt duidelijk dat we met het beschikbare geld slechts onderwijs van een minimum aan kwaliteit kunnen verzorgen in Nederland. De minister wil een paar pleisters plakken, maar dit onderzoek geeft heel helder aan dat forse structurele investeringen nodig zijn.”

In hun rapport pleitten de onderzoekers van McKinsey voor een continue verbetercultuur in iedere school, en bij ieder schoolbestuur. Dat onderschrijft de PO-Raad. Maar zonder kwaliteitsinvesteringen zijn de maatregelen die de minister voorstelt, ontoereikend. In onze verkiezingsinbreng zetten we uiteen dat er een heldere koers voor de toekomst nodig is.

Samenwerking  

Ook samenwerking tussen schoolbesturen is essentieel voor het vergroten van de onderwijskwaliteit, schrijven de ministers tot slot. In Nederland hebben besturen in het onderwijs veel autonomie. Dat maakt ons stelsel uniek en krachtig. Maar dalende leerlingenaantallen en lerarentekort nopen tot bovenbestuurlijke samenwerking. De PO-Raad onderschrijft dat besturen een verantwoordelijkheid hebben die verder reikt dan de eigen onderwijsorganisatie. Dat is ook onderwerp van gesprek met onze leden.